De administratieve boete voor de niet-melding van een juridische constructie: hof van beroep te Luik oordeelt dat er sprake is van een ongrondwettelijkheid

De administratieve boete voor de niet-melding van een juridische constructie: hof van beroep te Luik oordeelt dat er sprake is van een ongrondwettelijkheid

Het hof van beroep te Luik oordeelde dat de boete (6.250,00 EUR) voor de niet-melding van een juridische constructie leidt tot een ongrondwettelijkheid in de zin van de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet. Het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden in de mate dat de boete niet kan worden uitgesproken met een uitstel. Bijgevolg moet de opgelegde boete integraal vernietigd worden, aldus het hof. Waarover gaat het?

Een vergetelheid

Een Luxemburgs rijksinwoner richtte in 2011 samen met enkele familieleden (Belgische rijksinwoners) een Luxemburgse SPF op (Société de gestion Patrimoine Familiale). De Belgische familieleden vergaten echter in hun Belgische aangifte in de personenbelasting melding te maken van deze juridische constructie. Uit de feiten bleek dat het inderdaad ging om een vergetelheid: de juridische constructie leverde geen inkomsten op, de belastingplichtigen hadden geen professionele kennis of ervaring op fiscaal of financieel vlak en zij hadden geen eigen financiële middelen in de juridische constructie geïnvesteerd.

Bij gebreke aan melding van deze juridische constructie in hun aangifte (zie artikel 307, § 1 WIB), legde de fiscale Administratie in toepassing van artikel 445, §2 WIB een boete van 6.250,00 EUR op per Belgisch rijksinwoner. Volgens de fiscale Administratie wordt de boete toegepast ongeacht de goede / kwade trouw van de belastingplichtige.

Gelijkheidsbeginsel geschonden

De eerste rechter (te Luik) gaf de belastingplichtigen gelijk en onthief integraal de boetes. Het hof van beroep te Luik verklaarde op zijn beurt de boetes nietig. Weliswaar hadden de Belgische belastingplichtigen de fiscale wet overtreden (zonder intentie om de belastingen te ontduiken), maar het hof ontwaarde een schending van het gelijkheidsbeginsel. Onder verwijzing naar een arrest van het Grondwettelijk Hof d.d. 14 oktober 2021 (nr. 143/2021) meenden de raadsheren dat artikel 445, § 2 WIB de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet schendt in zoverre er geen uitstel door de rechtbank of hof kan worden verleend voor deze boete.

Niets nieuws, maar het hof gaat een stap verder

Het verlenen van uitstel is vandaag niet voorzien in de fiscale wetgeving. Dienvolgens zijn de boetes nietig. Merk op dat een dergelijk standpunt niet nieuw is. Reeds in het verleden oordeelde diverse rechtspraak (o.m. Grondwettelijk Hof en Hof van Cassatie) dat de afwezigheid van de mogelijkheid een uitstel uit te spreken over administratieve sancties (met een strafrechtelijk karakter) problematisch is en ertoe aanleiding kan geven dat de sanctie helemaal niet opgelegd kan worden. Voor zover bekend, wordt dit principe nu wel voor de eerste maal toegepast op de boete in het kader van de melding van een juridische constructie.

Met dit arrest neemt het hof van beroep te Luik een nieuwe stap in de verdere ‘ontmanteling’ van de boete bij niet-melding van een juridische constructie. Sommige rechtbanken en hoven hebben reeds geoordeeld dat de boete moet worden gemilderd op basis van feitelijke elementen. Het hof gaat nu een stap verder door de ongrondwettelijkheid vast te stellen.

Uiteraard moet steeds rekening gehouden worden met de feitelijke elementen: mochten de belastingplichtigen wel (veel) meer boter op het hoofd hebben, dan zouden er allicht geen redenen geweest zijn om de boete te milderen dan wel met uitstel uit te spreken. Mogelijks zou het hof dan niet tot dezelfde conclusie zijn gekomen.



Terug naar overzicht